Pagina's

dinsdag 23 maart 2010

Kaderafspraken voor sociale plannen bij sloop en verbetering 2009 t/m 2010

Overeengekomen tussen de gemeente Amsterdam, de Amsterdamse stadsdelen, de
Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties en de Huurdersvereniging Amsterdam
Behorende bij de Beleidsovereenkomst Wonen Amsterdam 2007 t/m 2010

Vastgesteld in het AVO van 11 maart 2009

1 Algemeen

1.1 Geldigheid Stedelijke Overeenkomst

· De stedelijke overeenkomst bevat een set van afspraken over de positie van bewoners
bij vernieuwingsingrepen in Amsterdam. Het gaat daarbij om alle bouwkundige ingrepen
die direct gevolgen hebben voor bewoners, zoals ingrijpende renovatie en sloopnieuwbouw.
In de stedelijke overeenkomst worden de rechten en plichten van partijen
omschreven.
· Het leidende principe van de kaderafspraken is dat de rechtspositie van bewoners bij
vernieuwingsingrepen in heel Amsterdam gelijk dient te zijn.
· De stedelijke kaderafspraken gelden met ingang van ondertekening van deze
overeenkomst voor alle nieuwe ingrepen. Voor reeds verrichte ingrepen en afgesloten
sociale plannen blijven de gemaakte afspraken gelden.
· De overeenkomst geldt voor alle huurders van woningcorporaties die te maken hebben
met bouwkundige ingrepen die direct gevolgen hebben voor bewoners. Omdat
particuliere eigenaren - anders dan de woningcorporaties - geen bevoegdheid hebben
om bewoners een voorrangspositie op de woningmarkt te geven zullen deze de
herhuisvesting van bewoners moeten uitbesteden aan het Ontwikkelingsbedrijf
Gemeente Amsterdam (OGA). Stadsdelen adviseren het OGA hierover. Daarmee is ook
de positie van huurders van particuliere woningen bij vernieuwingsingrepen zeker
gesteld en geldt de stedelijke overeenkomst ook voor hen.
· Deze overeenkomst biedt het stedelijke kader voor sloop en verbetering op
gebiedsniveau. Voor het leveren van maatwerk hebben partijen de mogelijkheid om
aanvullende afspraken op gebiedsniveau te maken.
· Naast deze overeenkomst gelden nog een aantal stedelijke en landelijke kaders. Deze
gelden onverkort ook voor deze overeenkomst. Het gaat hier om:
- de Wet op de huurtoeslag
- de Leegstandwet
- de Wet bevordering eigenwoningbezit (koopsubsidie)
- de Beleidsovereenkomst Wonen Amsterdam
- de Regionale Huisvestingsverordening
- het Regionaal Convenant Woonruimteverdeling
- het Convenant Woonruimtebemiddeling
- de Uitvoeringsinstructies die betrekking hebben op woonruimteverdeling en tijdelijke
verhuur
- de Amsterdamse Leidraad voor participatie bij wijkvernieuwing.


1.2 Overleg en informatie

Verantwoordelijkheid voor de informatievoorziening
De verantwoordelijkheid voor de informatievoorziening bij vernieuwingsingrepen ligt bij de
opdrachtgevers. Dit zijn meestal de corporatie en/of het stadsdeel. Vertegenwoordigers van
bewoners(organisaties) kunnen opdrachtgevers gevraagd en ongevraagd adviseren over de
gewenste informatievoorziening. Opdrachtgevers streven naar maatwerk bij het leveren van
informatie.
Onderdelen die opdrachtgevers in ieder geval betrekken in hun besluitvorming zijn:
· het moment waarop de informatie wordt gegeven
· de communicatiemiddelen die worden ingezet (brieven, informatiebijeenkomsten,
huisbezoeken e.d.)
· de talen waarin de informatie wordt gegeven.
Wanneer welke informatie?
Het stadsdeel en de corporatie verzorgen de informatievoorziening over de vernieuwing aan
bewoners zonodig gezamenlijk.
De stadsdelen en corporaties hebben het streven om bij elk stedelijk vernieuwingsproject of
renovatieproject belanghebbende partijen in een vroegtijdig stadium te betrekken. In de
Amsterdamse Leidraad voor Participatie bij Wijkvernieuwing is de participatieladder
opgenomen als instrument om de verschillende niveaus van participatie aan te duiden.


1.3 Draagvlakmeting

De partijen erkennen het belang van draagvlak onder de bewoners voor een collectieve
ingreep, niet zijnde sloop. Er is sprake van voldoende draagvlak als 70% van de zittende
bewoners met een vast huurcontact instemt of als 70% van de zittende bewoners inmiddels
is verhuisd.
Een draagvlakmeting heeft tot doel te meten of er voldoende draagvlak is onder de
bewoners voor de plannen van de corporatie. Het percentage van 70% geldt als minimale
norm voor voldoende instemming met de plannen. Indien het stadsdeel adviseert over het
afgeven van een peildatum, dan neemt het stadsdeel de draagvlakmeting mee in de
beoordeling van de plannen.
De draagvlakmeting fungeert als een meningspeiling. Bij daadwerkelijke uitvoering van de
plannen dient met iedere individuele bewoner tot overeenstemming gekomen te worden. Bij
onoverbrugbare geschillen is de rechter de oordelende partij.
Uitgangspunten draagvlakmeting
· De corporatie voert een draagvlakmeting uit als er uitgewerkte plannen zijn waarin
projectspecifieke zaken zijn opgenomen en er een sociaal plan is.
· In een draagvlakmeting vraagt de corporatie of de bewoner instemt, niet instemt, of geen
mening heeft over de plannen.
· Alleen zittende huurders met een vast huurcontract nemen deel aan de draagvlakmeting
· Een onafhankelijke partij voert de draagvlakmeting uit. Dit om schijn van partijdigheid te
voorkomen.
· De corporatie bepaalt in overleg met de bewonersvertegenwoordiging door wie en hoe
de draagvlakmeting wordt uitgevoerd.
· De corporatie en bewonersvertegenwoordiging stemmen de vragen die worden gesteld
in de draagvlakmeting met elkaar af.
· Het doel van de draagvlakmeting moet duidelijk zijn en daarom wordt de draagvlakmeting
niet gecombineerd met andere onderzoeken/metingen (tenzij de
bewonersvertegenwoordiging instemt)
Voordat het plan voor sloop/nieuwbouw of renovatie is vastgesteld stellen opdrachtgevers
belanghebbende bewoners op de hoogte van de voortgang en de mogelijkheden om
wijzigingen aan te brengen. Tenminste anderhalf jaar voor de sloop of renovatie worden
bewoners op de hoogte gesteld van de stand van zaken.


1.4 Bewonersbegeleiding

Eén tot anderhalf jaar voor de sloop of renovatie wordt bij alle bewoners een huisbezoek
afgelegd door de eigenaar of beheerder of in diens opdracht door het OGA. Daarbij wordt
geïnventariseerd in welke mate begeleiding bij het zoeken naar een andere woning nodig is.
Na afloop van het uitplaatsingsproces (de definitieve verhuizing) onderzoeken opdrachtgevers
of de uitplaatsing naar wens is verlopen.
Bewoners hebben recht op onafhankelijke voorlichting en ondersteuning. De redelijke kosten
daarvan, voor zover er niet al gebruik gemaakt kan worden van algemeen beschikbare
faciliteiten, komen voor rekening van de investeerder na diens goedkeuring.
Stadsdelen maken zich sterk voor gelijke regelingen bij projecten met particuliere eigenaren.


1.5 Beheer

Om de leefbaarheid in buurten tijdens de vernieuwingsingreep op peil te houden werken
opdrachtgevers met een beheerplan. In het algemeen zijn dit de stadsdelen en de
corporaties. Zij hebben verschillende beheerverantwoordelijkheden. Vertegenwoordigers van
bewoners(organisaties) kunnen opdrachtgevers gevraagd en ongevraagd adviseren over de
gewenste beheermaatregelen. In een beheerplan leggen opdrachtgevers de volgende zaken
vast:
· Regeling voor klachten, meldpunt voor klachten.
· Informatie aan omwonenden.
· Afspraken over intensief onderhoud aan complex, tuinen en straten.
· Specifieke maatregelen zoals verlichting, plaatsen van afvalcontainers e.d.
· Extra dienstverlening in de vorm van toezicht en onderhoud aan het complex.
· Inzet van tijdelijke verhuur en gebruiksovereenkomsten bij leegkomende woningen.
· Duur van het project.
Woningverbetering wordt zo veel als technisch en financieel mogelijk als individuele keuze
aangeboden in pakketten bovenop het wegwerken van achterstallig onderhoud.
De vergoeding bij ingrijpende en niet ingrijpende renovatie is niet van toepassing op door de
bewoner zelf aangebrachte voorzieningen. Uiteraard staat het de corporaties en de
bewoners vrij om nadere afspraken te maken over vergoeding als de situatie daar aanleiding
toe geeft.
Bij woningverbetering kan geen aanspraak worden gemaakt op de vergoeding die geldt bij
ingrijpende en niet-ingrijpende renovatie.


1.6 Klachten

Huurders die een geschil hebben met hun corporatie over de toepassing van deze kaderafspraken
en/of een lokale uitwerking daarvan proberen er eerst met het werkapparaat van
de corporatie uit te komen. Lukt dat niet, dan kunnen zij zich wenden tot de klachtencommissie
van de corporatie. Deze baseert haar oordeel niet alleen op het corporatiebeleid
maar ook over de vraag of ze van mening is dat de kaderafspraken en/of de lokale
uitwerking daarvan redelijk zijn toegepast.
De uitspraken van de klachtencommissie worden jaarlijks besproken door de Huurdersvereniging
Amsterdam en de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties. De AFWC
maakt hiertoe een geanonimiseerd overzicht van de behandelde klachten. De bespreking
kan leiden tot aanbevelingen voor de klachtencommissie en kan leiden tot aanpassing van
de Kaderafspraken voor sociale plannen bij sloop en verbetering.


2 De ingrepen

Bij herstructureringsactiviteiten zijn er verschillende ingrepen die gevolgen hebben voor de
woonsituatie van de bewoners:
· Sloop
· Ingrijpende Renovatie (kan niet tijdens bewoning)
· Niet ingrijpende renovatie/kleine renovatie (kan tijdens bewoning)


2.1 Sloop

Het besluit om een complex te slopen maakt onderdeel uit van een fase 3 besluit uit het
Plaberum van de gemeente Amsterdam. dit besluit wordt genomen door de stadsdeelraad of
B&W van Amsterdam. Een besluit tot het voornemen van sloop wordt eerst genomen door
de corporatie of particuliere eigenaar. Het stadsdeel geeft na goedkeuring een sloopvergunning
af. De bewoners hebben inspraak op besluiten van het stadsdeel. Als het fase 3
besluit is genomen stelt het OGA namens B&W de peildatum vast. Vanaf de peildatum
hebben bewoners het recht op de in dit kader vermelde vergoedingen.


2.1.1 Sloopbesluit en peildatum

· Het besluit tot sloop ligt ten minste 1 jaar voor de datum van ingreep.
· Bewoners worden na vaststelling van het fase 3 besluit (“sloopbesluit”) door het
stadsdeel en de verhuurder schriftelijk geïnformeerd over de plannen, de peildatum en
hun rechtspositie.
· De peildatum wordt na overleg tussen corporatie en stadsdeel vastgesteld door het OGA
en zo gekozen dat bewoners één tot anderhalf jaar de tijd hebben voor het zoeken naar
vervangende woonruimte.
· Indien bij een project sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals bijvoorbeeld de
herhuisvesting van veel grote gezinnen of ouderen, kan de herhuisvestingsperiode
vervroegd worden ingezet.
De corporaties streven er naar dat op de peildatum met alle bewoners contact is gelegd en
dat zij op de hoogte zijn van hun stadsvernieuwingsstatus.
De woningcorporaties bieden bewoners, zoveel als mogelijk, uitzicht op een wooncarrière bij
verhuizing als gevolg van sloop/nieuwbouw, renovatie of samenvoegen. De invulling van het
begrip wooncarrière verschilt per bewoner en kan bestaan uit bijvoorbeeld meer ruimte, een
gewenste locatie, een betere uitrusting van de woning of betere geluidsisolatie en energieisolatie.
De eerste verantwoordelijkheid voor het realiseren van een wooncarrière ligt bij de
bewoners. Gemeente, stadsdelen en corporaties beseffen dat dit niet altijd realiseerbaar is,
maar spannen zich in om de bewoners te helpen bij het verwezenlijken van een wooncarrière,
bijvoorbeeld door middel van advisering en bemiddeling.


2.1.2 Verhuurzaken

· De netto huur wordt vanaf de voor de woning geldende peildatum bevroren voor de
zittende huurders (gefaseerde projecten kennen meerdere peildata).
· De woning moet bij verhuizing in verhuurbare staat worden achtergelaten.
· Corporaties waarborgen de leefbaarheid in complexen en zullen daartoe indien mogelijk
vrijkomende woningen tijdelijk verhuren.
· Tijdelijk verhuurde woningen worden voor een passend huurniveau verhuurd, dat
betekent dat de huurprijs in sommige gevallen mede wordt bepaald door de verhuurbaarheid.
Leidraad is de Uitvoeringsinstructie Tijdelijke Verhuur.
De corporaties streven er naar om het nieuwe woningaanbod te laten aansluiten op de
wensen van de bewoner. Dit betekent bijvoorbeeld dat de prijsstelling van het woningaanbod
zoveel mogelijk aansluit bij de prijs die de bewoner kan betalen. Als het de bewoner niet lukt
om op eigen kracht een passende woning te vinden, dan staan de corporaties de bewoner
terzijde met advies en bemiddeling. Dit betekent dat de corporaties in de praktijk voor
sommige bewoners via maatwerk op zoek gaan naar een passende woning.


2.2 Ingrijpende renovatie

Onder een ingrijpende renovatie wordt een renovatie verstaan die niet tijdens bewoning
uitgevoerd kan worden. Het gaat dan bijvoorbeeld om het samenvoegen van woningen of
het anders indelen van de woning. Of een renovatie al dan niet tijdens bewoning uitgevoerd
kan worden wordt bepaald door de corporatie.
Afhankelijk van de situatie kunnen legale hoofdbewoners eventueel:
· terugkeren in de eigen woning, mits passend bij huishoudensamenstelling en inkomen of
· terugkeren naar een passende woning in het complex (zolang de voorraad strekt) of
· definitief verhuizen als stadsvernieuwingsurgent naar een andere woning.
Per project worden de mogelijkheden bekeken. Bij terugkeer biedt de corporatie een
wisselwoning aan.
Als de woning ingrijpend wordt gerenoveerd en de huurder om die reden de woning
moet verlaten, komt de hoofdbewoner in aanmerking voor een eenmalige tegemoetkoming
in de verhuis- en inrichtingskosten van € 5.275 (peildatum 1 maart 2009).
Afspraken:
· De afspraken rond vaststelling van de peildatum en verhuurzaken zijn grotendeels
dezelfde als bij sloop. Maar er wordt geen fase 3 besluit (“sloopbesluit”) genomen.
Bewoners worden door de verhuurder schriftelijk geïnformeerd over het besluit tot
renovatie, de peildatum en hun rechtspositie.
· In een wisselwoningcontract tussen corporatie en huurder worden afspraken gemaakt
over huur, duur van het verblijf in de wisselwoning en een eventuele vergoeding bij later
opleveren van de vernieuwde woning.
· De huur van de wisselwoning is nooit hoger dan de huur van de oude woning, tenzij de
bewoner daar geen bezwaar tegen heeft.
· De bewoner krijgt voor de verhuizing ten minste twee weken de tijd.


2.3 Niet ingrijpende renovatie (kleine renovatie)

Een kleine renovatie gebeurt tijdens bewoning. Er is vaak sprake van overlast waaruit
onvermijdbare herinrichtingskosten voortvloeien. Afhankelijk van het type werkzaamheden
wordt door de corporatie een vergoeding uitgekeerd en wel als volgt:
€ 575 (peildatum 1 maart 2009) bij minimaal twee van de volgende werkzaamheden:
· het aanleggen van nieuwe standleidingen
· wijziging van de maatvoering van kozijnen
· het vervangen van het plafond en/of de wandafwerking in een woonvertrek
· het opheffen van technische gebreken aan de keuken (niet zijnde reguliere reparatieverzoeken
en/of het herplaatsen van een nieuw keukenblok)
· het opheffen van technische gebreken aan de sanitaire ruimte (niet zijnde reguliere
reparaties en/of het vervangen van sanitaire toestellen)
· slechte installaties (riool, loden waterleidingen, stalen gasleidingen met hennep, geen
aarding via aardelektrode, waterleiding in meerdere strangen)
· een volledig nieuw keukenblok met vernieuwing van het gehele tegelwerk, waarbij de
bewoner maximaal 5 werkbare dagen lang geen gebruik kan maken van de keuken
· het geheel of gedeeltelijk vervangen van de badkamervloer waarbij de bewoner
maximaal 5 werkbare dagen geen gebruik kan maken van de badkamer
€ 1.610 (peildatum 1 maart 2009) bij één of meerdere van de onderstaande ingrepen:
· het herinrichten (verplaatsen van apparatuur) van keuken of sanitaire ruimte
· het verplaatsen van een keukenblok vanwege het verplaatsen van standleidingen of
wijzigingen in het leidingnet (water/afvoer)
· het bouwkundig verplaatsen of laten vervallen van wanden ter verbetering van de
woningplattegrond
· het wijzigen van het aantal vertrekken met toevoeging en / of verwijdering van een wand
Samenloop van meerdere maatregelen kan leiden tot verschuiven van het niveau van de
ingrepen en daarbij horende vergoedingen. Het niveau van de ingrepen bij meerdere
maatregelen en de hoogte van de bijbehorende vergoeding wordt bepaald door de
corporatie.
Bij het plaatsen van uitsluitend centrale verwarming of dubbele beglazing is geen tegemoetkoming
beschikbaar.
Bewoners kunnen alleen aanspraak maken op een vergoeding voor een niet ingrijpende
renovatie indien zij de woning blijven huren.


3 Voorrang op de woningmarkt

3.1 Stadsvernieuwingsurgent

Bij vernieuwingsingrepen waarbij bewoners niet langer op de woning kunnen blijven omdat
deze wordt gesloopt of ingrijpend verbeterd krijgen zij voorrang op de woningmarkt. Zij
worden stadsvernieuwingsurgent. Dit geeft het recht om in Amsterdam met voorrang te
reageren op vrijkomend aanbod van de Amsterdamse corporaties. Ook kunnen zij met
voorrang reageren op een deel van het aanbod van de corporaties in de regio (het ROAgebied).
De status van stadsvernieuwingsurgente stelt de bewoner in staat met voorrang
passende huisvesting te vinden. Passend wil in dit geval zeggen dat de verhouding tussen
inkomen en huur en die tussen huishoudensgrootte en woninggrootte voldoet aan de
gemeentelijke regels. Bij inschrijving op een woning in Woningnet wordt volgens de
stedelijke regelgeving de volgorde vastgesteld waarin de kandidaten in aanmerking komen.
Als meerdere stadsvernieuwingsurgenten reageren op dezelfde woning, komen eerst de
stadsvernieuwingsurgenten die langer dan 5 jaar in het stadsdeel wonen aan de beurt. Zij
hebben voorrang boven stadsvernieuwingsurgenten die nog geen 5 jaar in het stadsdeel
wonen of stadsvernieuwingsurgenten die uit een ander stadsdeel komen. Als meerdere
stadsvernieuwingsurgenten reageren op een woning, wordt de volgorde bepaald door de
geplande sloopdatum. Als meerdere stadsvernieuwingsurgenten met dezelfde geplande
sloopdatum reageren, gaat de oudste in leeftijd voor. Inwoners (en inwonende kinderen
boven de 18 jaar) kunnen in sommige gevallen semi-stadsvernieuwingsurgent worden en als
voorrangskandidaat reageren op een beperkt deel van het aanbod. Zij ontvangen geen
tegemoetkoming in de verhuiskosten. De corporatie of de gemeente is verantwoordelijk voor
het vaststellen van de status en voor de uitplaatsing en herhuisvesting van stadsvernieuwingsurgenten.


3.2 Bewonersbegeleiding

Stadsvernieuwingsurgenten zoeken in principe zelf via het aanbodsysteem een nieuwe
woning, maar dit sluit een actieve bemiddelende rol van de verhuurder niet uit. Verhuurders
leveren de bewoners hierbij maatwerk. De geboden begeleiding begint, in geval van
noodzakelijke uitplaatsing, met een huisbezoek van de corporatie. In het huisbezoek
inventariseert de corporatie de wensen van de bewoners, bijvoorbeeld de wens voor een
bepaalde buurt, en bespreekt de herhuisvestingsmogelijkheden in het gebied en daarbuiten.
Daarbij wordt rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de bewoner
(inkomen, huishoudenssamenstelling, leeftijd en woonduur). De bewoner ontvangt een brief
van de corporatie waarin wordt bevestigd dat hij als stadsvernieuwingsurgent met voorrang
kan reageren op het woningaanbod. Na het huisbezoek hangt de geboden begeleiding af
van de wensen en mogelijkheden van de bewoner om zelf een woning te kunnen zoeken.
Deze kan bestaan uit de volgende onderdelen:
1. Begeleiding bij het zoeken naar een passende woning in de woningkrant en het
inschrijven op woningen
2. Indien het inschrijven onvoldoende resultaat oplevert: het actief aanbieden van
woningen door de verhuurder
3. Begeleiding bij huuropzegging, tekenen van huurcontract en het aanvragen van
subsidies en vergoedingen
4. Het bieden van maatwerk als individuele bewoners in de knel komen bij de herstructurering.
Maatwerk voor ouderen en mindervalide bewoners
Indien gewenst kunnen ouderen en mindervalide bewoners extra hulp en begeleiding krijgen
bij het zoeken naar een andere woning. Indien nodig wordt contact gezocht met andere
hulpverlenende instanties.
De corporaties bekijken daarnaast op projectniveau of er ouderen (65+) en mindervalide
bewoners zijn die begeleiding nodig hebben bij de verhuizing of de inrichting van de woning.
Indien nodig bieden de corporaties maatwerk als individuele ouderen en minder valide
bewoners in de knel komen.


3.3 Garantie op passend aanbod in de nabije omgeving

De corporaties garanderen dat stadsvernieuwingsurgenten uit een aangewezen
vernieuwingsgebied altijd een passend aanbod krijgen in de nabije omgeving. Voor Noord en
Zuidoost betekent nabije omgeving een passend aanbod in het stadsdeel, voor de
Westelijke Tuinsteden betekent dit een passend aanbod in de Westelijke Tuinsteden. Voor
eventuele andere delen van de stad betekent nabije omgeving indien mogelijk het stadsdeel.
De corporaties zullen zich inspannen om de herhuisvesting in de nabije omgeving zo dicht
mogelijk bij de oorspronkelijke woonplek te laten zijn, indien dit de wens is van de bewoner.


3.4 Informatievoorsprong en voorrang bij huur en koop in het vernieuwingsgebied

De corporaties stellen belangstellende bewoners uit een vernieuwingsgebied als eerste op
de hoogte van het eigen vrijkomend aanbod aan nieuwbouw- en gerenoveerde woningen
(huur en koop) in het betreffende vernieuwingsgebied. Belangstellende bewoners uit het
betreffende vernieuwingsgebied kunnen hier als eerste op intekenen. De volgordebepaling
naar voorrang bij huurwoningen wordt:
1.Stadsvernieuwingsurgenten uit het vernieuwingsgebied die daar tenminste 5 jaar wonen.
2.Stadsvernieuwingsurgenten uit de rest van het stadsdeel die daar tenminste 5 jaar wonen.
3.Overige stadsvernieuwingsurgenten.
Ten aanzien van koopwoningen geldt eveneens dat verkoopmateriaal als eerste verspreid
wordt onder de belangstellende stadsvernieuwingsurgenten uit het vernieuwingsgebied.
Deze stadsvernieuwingsurgenten kunnen hier eveneens als eerste op intekenen. De
verkopende partij stelt de criteria voor de volgordebepaling bij toewijzing van koopwoningen
vast.


3.5 Verhuizen naar een woning die gesloopt wordt

Om te voorkomen dat bewoners ongewild twee keer wegens sloop of ingrijpende renovatie
zouden moeten verhuizen, geven corporaties in de woningadvertentie of bij de directe
bemiddeling aan, of er voornemens zijn om de woning te slopen, ook als dat op wat langere
termijn is. Ondanks deze voorzorgmaatregelen kan het bij uitzondering toch voorkomen dat
bewoners ongewild opnieuw te maken krijgen met stedelijke vernieuwingsingrepen. Zij
hebben wederom recht op een verhuiskostenvergoeding.


4 Financiële regelingen

In dit hoofdstuk staan de financiële regelingen vermeld die betrekking hebben op ondersteuning
van bewoners bij stedelijke vernieuwingsingrepen. Andere algemenere regelingen
van het rijk of van de gemeente, zoals de huurtoeslag, de koopsubsidie, de starterslening en
het Woonlastenfonds, blijven hier buiten beschouwing.


4.1 Verhuis- en herinrichtingskosten

Bij sloop en ingrijpende renovatie komen legale hoofdbewoners in aanmerking voor een
tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten van € 5.275 (1 maart 2009). Vanaf
de peildatum hebben bewoners het recht op de vergoeding. De hoogte van de
tegemoetkoming wordt jaarlijks aangepast door de Minister van Wonen, Wijkaanpak en
Integratie. De opzegdatum van het huurcontract is bepalend voor de hoogte van de
tegemoetkoming. De tegemoetkoming wordt na oplevering van de oude woning door de
corporatie overgemaakt aan de huurder. Een eventuele huurachterstand wordt hiermee
verrekend.
Bij een niet ingrijpende renovatie biedt de woningcorporatie, afhankelijk van het soort
verbeteringen, een vergoeding van € 575 of € 1.610 (zie hiervoor ook 2.3). De hoogte van
deze tegemoetkomingen wordt jaarlijks evenredig aan de verhoging van de tegemoetkoming
bij sloop en ingrijpende renovatie aangepast.


4.2 Huurgewenning

Er is een huurgewenningsbijdrage voor huurders met een inkomen tussen de grens van de
huurtoeslag en de ziekenfondsgrens die bij verhuizing een huursprong maken van meer dan
€ 50 per maand. De bijdrage bedraagt:
het 1e jaar (nieuwe huur min oude huur min € 50,-) x 75%
het 2e jaar (nieuwe huur min oude huur min € 50,-) x 50%
het 3e jaar (nieuwe huur min oude huur min € 50,-) x 25%
Als het verschil tussen de oude huur en nieuwe huur meer dan € 180,- bedraagt wordt het
verschil afgetopt op € 180,-. Dus (180-50) x 75% of 50% of 25%.
De bijdrage kan tot een half jaar na de verhuizing worden aangevraagd. Daarbij
wordt er van uitgegaan dat de uitplaatsende corporatie de bewoners voldoende van
deze mogelijkheid op de hoogte heeft gesteld. De bijdrage wordt betaald door de
uitplaatsende corporatie.